Klanken

Het is als met een fluit of citer. Als er geen verschil tussen de tonen is, hoe kan men dan horen welke melodie er wordt gespeeld?

1 Korintiërs 14:7

Spreken in vreemde klanken (ook wel tongen genoemd), er bestaan veel verschillende opvattingen over. Vandaag wil ik het hebben over wat Paulus hierover zegt in 1 Korintiërs 14:1-33. Ik zal hier steeds stukken uit aanhalen, maar raad je zeker aan om het geheel eens door te lezen.

In vers 2 staat dat spreken in klanken bedoeld is om met God te praten, niet om tegen elkaar te spreken. In vers 5 kunnen we lezen dat niet iedereen in klanken kan spreken. Zoals Paulus het zegt:

Ik zou wel willen dat jullie allemaal in vreemde klanken konden spreken. Maar ik zou nog veel liever willen dat jullie allemaal een boodschap van God konden vertellen. Want daar hebben ook de andere christenen iets aan. Als je in vreemde klanken spreekt, help je de andere christenen niet. Behalve als iemand kan uitleggen wat die klanken betekenen.

In vers 9 zegt Paulus hierop voortgaand het volgende:

Voor u geldt hetzelfde (zie vers 7 en 8): hoe moet men u begrijpen als u in overstaanbare klanken spreekt? Uw woorden verdwijnen in het niets.

Paulus vind het overigens niet erg dat je in klanken spreekt, maar dan moet er wel uitleg bij gegeven worden; zonder uitleg zijn het loze klanken. Ter illustratie geeft Paulus nog het volgende voorbeeld in vers 19:

Maar om in de gemeente anderen te onderwijzen gebruik ik liever een paar begrijpelijke woorden dan ontelbare in klanktaal.

Houd ook rekening met hen die nog niet bekeerd zijn. Zo staat in vers 23 t/m 25 duidelijk dat wanneer een vreemde binnenkomt en hij er niets van kan verstaan eerder zal denken dat die mensen gek zijn (die in klanktaal spreken). Echter wanneer er begrijpelijke woorden worden gesproken of wanneer de klanken wel worden uit gelegd, dan zal de vreemde kunnen inzien dat hij op een verkeerder manier geleefd heeft en kan hij zich bekeren.

Ik heb wel eens verhalen gehoord waar in een gemeenten meerdere mensen in een kring gingen staan en vervolgens allemaal in klanken gingen spreken. Nu is in het begin al vermeld dat niet iedereen in klanken kan spreken. Dat zou dus kunnen betekenen dat een aantal van die mensen maar wat klanken maakten zonder dat deze waren ingegeven. Dit hoeft natuurlijk niet het geval te zijn, aangezien het kan dat iedereen die daar aanwezig was mogelijk wel die gave had. Maar een belangrijk punt is daar wel gemist. Als er geen uitleg is, dan blijven het loze klanken. Over het gebruik van spreken in klanken tijdens samenkomsten zegt Paulus het volgende in vers 27 en 28:

Er mogen twee, hoogstens drie van u in klanktaal spreken, ieder op zijn beurt en bovendien met iemand die de uitleg geeft. Is er niemand die dit kan, dan moeten ze zwijgen en alleen voor zichzelf tot God spreken.

In de BGT vertaling wordt aan vers 28 nog het volgende toegevoegd:

Natuurlijk mag je thuis altijd in vreemde klanken spreken. Want dan spreek je alleen tegen God.

Samenvattend komt het op het volgende neer:

  • Klanktaal is gericht op God.
  • Niet iedereen kan het spreken.
  • Niet iedereen kan het uitleggen.
  • Spreek in het bijzijn van anderen enkel in klanken als er iemand bij is die deze kan uitleggen.
  • Ben je alleen dan ben je vrij om zoveel je wilt in klanken te spreken, God zal het begrijpen.