Maar ik zal hun antwoorden: “U hebt nooit bij Mij gehoord. Ga weg! U bent slecht en hebt alleen maar uw eigen zin gedaan.”
Matteüs 7:23
Wat een harde taal lezen we hier. In sommige vertalingen wordt er hier gesproken over “boosdoeners” of zelfs “wetsverkrachters”. Echter is het belangrijk om ook het deel hiervoor te lezen.
Het stuk waar ik het vandaag over wil hebben is Matteüs 7:15-23. Hierin staat dat we op moeten passen voor valse profeten (en we kunnen hier ook valse christenen lezen), die in schaapkleren naar ons komen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. Maar behalve de waarschuwing krijgen we ook hierin hulp om dit te herkennen. Zo wordt het voorbeeld gegeven dat er geen druiven groeien aan doornstruiken en geen vijgen aan distels. Zo is het ook met mensen, aan de vruchten kan je herkennen hoe ze zijn. Hier staat dat aan een slechte boom geen goede vruchten kunnen groeien en ook andersom niet. Dit wil overigens niet zeggen dat iemand die ooit iets verkeerds heeft gedaan daarom altijd slecht zal blijven. Mensen kunnen tot inkeer komen en kunnen uiteindelijk goede vruchten geven.
Deze vruchten kan je vertalen met daden. Immers kan ik zonder problemen zeggen advocaat te zijn, echter doe ik niet de daden van een advocaat. Aan onze daden kan gezien worden wie (of wat) we zijn. Zo zijn er ook mensen die zeggen christen te zijn, maar vervolgens dit niet laten zien in hoe ze leven. Zo staat er dat als wij iemand met honger geen eten geven we eigenlijk een hongerende Jezus geen eten geven (zie ook bericht over Zegeningen). Ook staat er dat we elkaar moeten vergeven (zie ook bericht over Vergeving), wat soms heel moeilijk kan zijn. Verder zouden we ons ook geen zorgen moeten maken (zie ook bericht over Vertrouwen), maar ook dat lukt niet altijd.
Als we eerlijk zijn zullen er maar weinigen zijn die alles doen zoals het zou moeten. Is het dan zo rustig in de hemel? Komt daar niemand in? Zoals we kunnen lezen in Matteüs 7:14 staat er dat de poort naar de hemel nauw en smal is en dat maar weinigen die zullen vinden.
Als we dus enkel zeggen christen te zijn (zie ook vers 22 van Matteüs 7), zal het ons vergaan zoals in de openingsregel van dit bericht. Daarom is het van het grootste belang om niet alleen te zeggen wat we geloven, maar dit ook te doen. Geen woorden, maar daden! Als christenen elkaar zouden behandelen alsof de ander Jezus is (wat we eigenlijk zouden moeten doen volgens Matteüs 25:35-46), dan hoeven we niet op zoek naar woorden om anderen te bekeren. Dan zou men aan ons kunnen zien dat er iets anders is, dat er geen conflicten ontstaan en dat er liefde woont. Zo ging het bij de eerste gemeente ook, door te laten zien (te doen) groeide hun aantallen sterk. Nu de christenen steeds meer gematigd en lauw worden zien we ook kerken leeglopen en in sommige gevallen sluiten. Als we dit willen omkeren zullen we moeten beginnen met te leven naar Zijn wil, naar Zijn plan en tot Zijn eer. God zou zichtbaar moeten zijn in hoe we met elkaar omgaan.
Ik (Jezus) zal tegen hen zeggen: “Toen u dit voor één van mijn minste broeders (of zusters) hebt gedaan, deed u het voor Mij.”
Matteüs 25:40